Grenzen. Een kernprobleem bij de Brexit is de grens tussen Noord-Ierland en Ierland. Daarmee staat dit conflict symbool voor de overgang van de klassieke naar de digitale wereld. Van de wereld waar nationale soevereiniteit de dominante structuur is naar de grenzenloze wereld van de toekomstige digitale samenleving. Grenzen handhaven of trekken in een steeds grenzenlozere wereld kost veel geld en leidt tot veel problemen zoals de Britten ervaren. Kan de UK ooit echt weer een soeverein land worden ?
Wat is er aan de hand ? In een enorm tempo wordt de wereld één grote samenhangende werkplaats. Door digitalisering is globalisering een “fact of life” geworden. Daarnaast verschuift de economie in een adembenemend tempo van offline naar online. Niet alleen het vervaardigen van fysieke producten worden steeds meer internationaal georganiseerd. Hele voorheen fysieke product categorieën, denk aan boeken, muziek, films, foto’s, verdwijnen en worden vervangen door goedkopere en betere digitale equivalenten, gemaakt en verhandeld door voorheen niet bestaande bedrijven: de Techgiganten.
Grenzen vervagen. Al deze effecten maken dat nationale grenzen in de digitale online samenleving aan belang inboeten en steeds kunstmatiger aandoen. Op de arbeidsmarkt leidt dit tot een scheiding tussen een relatief kleine groep mensen met hoge opleidingen die betrokken zijn bij deze globalisering en een grote groep mensen die nationaal zijn werk verricht in meer klassieke beroepsgroepen. De eerste groep werk hard aan de verdere digitale transformatie van bedrijfssectoren leidend tot steeds meer wereldwijd werkende Techgiganten. Voor deze categorie bedrijven komen we mensen tekort. De tweede groep mensen werkt veelal in nationale bedrijven die steeds meer terrein verliezen, door zowel automatisering als globalisering en daar hebben we een arbeidsoverschot.
Toenemende migratie. Daarbij komt dat wereldwijd de migratie toeneemt. Van de ca. 2.8 % van de wereldbevolking die in 2004 op drift was is dit naar ca. 3.5 % (= ca. 260 miljoen) gestegen op dit moment. En al die mensen zoeken werk en voedsel in landen waar ze denken dat het beter is. Een uiteindelijk gevolg zal ook zijn dat arbeidskosten wereldwijd gaan nivelleren. Dat is nu al in de westerse landen te merken. Het is dan geen wonder dat “gele hesjes” groepen bezorgd de straat op gaan vanwege slinkende perspectieven.
Politieke achterhoede. De politiek heeft al deze effecten tot nu toe slecht begrepen. In de VK denken de Brexiteers nog dat ze een soeverein VK terug kunnen krijgen in een steeds meer connected wereld. In de VS denkt Trump dat hij de VS terug kan brengen naar de jaren vijftig met een zelfstandige eigen staal, kolen en auto-industrie. In Oost-Europa denken landen als Polen en Hongarije die lid zijn van de Europese waardengemeenschap dat ze zelf wel kunnen bepalen hoe een Europese rechtstaat functioneert. Al deze populistische bewegingen zijn achterhoede gevechten in de onherroepelijk verder globaliserende wereld. Daar tegenover staan Macron en veel technocraten in Brussel die geloven in en werken aan de verdere globalisering, maar systematisch het negatieve sentiment onderschatten van de groep die dreigt de economische de boot te missen.
Arbeid wordt digitale en internationaler. Grosso modo wordt een groot deel van de klassieke, massale, plaatsgebonden handenarbeid vervangen door digitale, niet plaatsgebonden, internationale arbeid van schaarse en hoog opgeleide mensen. Een economie 4.0 zal daarom maximaal moeten inzetten op omscholing naar digitale beroepen. En daarnaast op nieuwe fiscale structuren opdat Techgiganten minimaal evenveel gaan bijdragen aan belasting als klassieke bedrijven. En als de Techgiganten steeds meer tevens beheerder worden van de digitale gegevens van burgers en bedrijven, dan zullen met die bedrijven afspraken gemaakt moeten worden over hun rol als nutsbedrijven of data-banken van de toekomst. De verhandeling en bescherming van data en informatie is in de digitale samenleving immers van minstens even groot vitaal belang is als geld, gas, water en elektriciteit in de klassieke wereld.
Europa loopt digitaal achter. Europa is vooralsnog aan de verliezende hand als het gaat om de slag om deze digitale “nutsbedrijven”, want die opereren hoofdzakelijk vanuit de VS en China. Europa zal alles uit de kast moeten halen op terreinen die nog kansrijk zijn, wellicht digitale medische techniek, wellicht in FinTech, om nog een wereldrol van betekenis te kunnen spelen. Als Europa daar niet in slaagt, valt er binnen Europa niets economisch te herverdelen en zal de groei elders plaatsvinden.
Digitalisering maakt dat op tal van gebieden nationale grenzen aan betekenis inboeten en contraproductief zijn. Zelfs supergrote landen als China en de VS zullen het op den duur niet alleen kunnen redden. Het huidige titanen gevecht tussen deze twee landen heeft alles van een achterhoede gevecht. Inmiddels groepen andere, kleinere landen alsook Europa onderling samen met handelsakkoorden en zullen een tegenmacht vormen tegen Chinese of Amerikaanse hegemonie. Nationale overheden zullen steeds meer gaan beseffen dat betere internationale samenwerking op tal van gebieden noodzakelijk is zowel voor een vreedzame, duurzame samenleving, alsook voor de portemonnee van de burger.
Spontane internationale samenwerking. Samenwerkingsverbanden ontwikkelen zich op tal van gebieden zoals milieu en duurzaamheid, chemie, farmacie, transport, industriële productie, financiën en geldverkeer. Iedere keer opnieuw blijken de grotere natiestaten de stoorzenders voor het intensiveren van samenwerking in plaats van dat ook door hen gewerkt wordt aan besturingsmodellen om deze samenwerkingen te bevorderen. De Europese burger heeft bijvoorbeeld treinverkeer, vliegbedrijven, telecommunicatie, gezondheidszorg, milieubeleid, defensiesamenwerking nodig op Europese schaal, maar met name de grotere lidstaten blokkeren iedere vooruitgang en innovatie op deze gebieden. Nationale soevereiniteit is, zoals de Brexit bewijst, op veel vlakken een kostbare en achterhaalde zaak, die noch in het belang is van innovatie, noch in het belang van de burger. Anderzijds blijven er natuurlijk bepaalde sectoren waar altijd sprake zal zijn van belangrijke nationale en plaatsgebonden economische activiteiten, zoals de bouw, de landbouw, cultuur.
Tweedeling arbeidsmarkt dreigt. Politici moeten er rekening mee houden dat, ondanks krachtige omscholingsprogramma’s, een groot deel van de bevolking geen emplooi kan gaan vinden bij het toenemende aantal Techgiganten of digitale bedrijven. Dat vraagt twee dingen. Enerzijds moet een zinvol perspectief gevonden worden voor de velen die geen of minder werk krijgen. Oplossingen kunnen gezocht worden in het verlagen van pensioenleeftijden, kortere werktijden, basisinkomen, herwaardering of beter belonen van handenarbeid, e.d. Anderzijds zal actief gewerkt moeten worden aan wereldwijde belastingstelsels voor de Techgiganten alsook aan hun maatschappelijke positie als nieuwe nutsbedrijven.
Op zoek naar de vloeibare samenleving. Geen gemakkelijke uitdaging, maar noch de terugkeer naar eigen soevereiniteit, zoals de Britten of Trump willen, noch het ongecontroleerd laten uitbotten van Techgiganten zijn goede alternatieven. Het gaat niet om het ene of het andere model, maar om het bewaren van evenwicht tussen deze twee uitersten in de vloeibare samenleving. Enerzijds de “vaste” brokken, de natiestaten die aan invloed inboeten, versus de “vloeibare” digitaliserende samenleving, die zijn besturingssysteem nog moet vinden. Waarbij het lange termijn perpsectief één wereld zonder grenzen is, zoals in de verre oudheid.